Moeilijke woorden die je tegenkomt als je voor jezelf begint
- Gerdine Annaars
- Achtergrond
- 18 sep 2023
- Bijgewerkt 18 sep 2023
- 9 min
- Starten
Als je voor jezelf begint, loop je misschien tegen lastige woorden aan. In deze begrippenlijst vind je de betekenis van woorden als verdienmodel, aansprakelijkheid, exploitatiekosten, marge en rechtsvorm.
A
Aandeel | Een stukje van een bedrijf, bijvoorbeeld van een besloten vennootschap (bv). |
Aansprakelijkheid (hoofdelijk) | Als je schulden of schade hebt gemaakt met je bedrijf, moet jij hiervoor betalen. |
Accijns | Belasting op producten zoals alcohol en tabak, om te zorgen dat mensen ze niet zo snel kopen. |
Accountant | Doet bedrijfsadministratie en belastingaangifte. Beschermde titel. Iemand mag zich pas accountant noemen na het volgen van een officiële opleiding. |
Acquisitie | Klanten vinden. Opdrachten binnenhalen. |
Afschrijving | De kosten van een bedrijfsmiddel verwerken in de boekhouding. Deze kosten verdeel je over de jaren dat je het bedrijfsmiddel gebruikt. |
Aftrekpost | Uitgaven die je mag aftrekken van de belasting. Het bedrag waarover je belasting moet betalen wordt hierdoor lager. |
Ambulante handel | Verkoop via bijvoorbeeld een marktkraam of verkoopwagen (foodtruck). |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) | Verzekert (een deel van) je inkomen als je geen geld kunt verdienen omdat je ziek bent of een ongeluk hebt gehad. |
Arbeidsrelatie | Officieel contract bij een bedrijf of organisatie. |
B
Bedrijfs- of beroeps aansprakelijkheidsverzekering | Verzekert de kosten voor schade die je maakt tijdens je werk als ondernemer. |
Bedrijfsactiviteit | Producten of diensten van een bedrijf. |
Bedrijfsadministratie | Alle financiële gegevens van een bedrijf op een rij zetten en bewaren. Ook wel boekhouding genoemd. |
Bedrijfskosten | Geld dat je uitgeeft voor je bedrijf. |
Bedrijfsmiddelen | Spullen die je nodig hebt om een product te maken of een dienst te verlenen. Bijvoorbeeld een computer, machine of auto. |
Bedrijfsovername | Een bedrijf kopen van iemand. |
Begroting | Alle inkomsten en uitgaven op een rij. Van je bedrijf of privé. |
Belastingaangifte | Online belastingformulier waarop je je financiële gegevens invult. Zo berekent de Belastingdienst de belastingaanslag. |
Belastingaanslag | Bericht van de Belastingdienst waarin staat hoeveel geld je van hen krijgt of aan hen moet betalen. |
Besloten vennootschap (bv) | Rechtspersoon. Richt je alleen of met anderen op via een notaris. |
Bestemmingsplan | Hierin staat waar je wat mag bouwen van de gemeente én waarvoor je een gebouw mag gebruiken, zoals detailhandel, woning of horeca. |
Boekhouding | Alle geldzaken van een bedrijf op een rij zetten en bewaren. Ook wel bedrijfsadministratie genoemd. |
Boekhouder | Doet bedrijfsadministratie en belastingaangifte. Geen beschermde titel, zoals accountant. |
Branche | Groep bedrijven die ongeveer hetzelfde doen. Alle hotels, cafés en restaurants horen bijvoorbeeld bij de horecabranche. |
Branchevereniging | Bedrijven uit dezelfde branche die samenwerken. Een branchevereniging komt op voor bedrijven uit diezelfde branche. |
Brutowinst | Omzet min inkoopkosten. |
Btw (omzetbelasting) | Je betaalt een deel van het geld dat klanten jou betalen aan de Belastingdienst. Dit noem je belasting toegevoegde waarde (btw). |
Btw-identificatienummer | Nummer dat je krijgt van de Belastingdienst en gebruikt voor je contacten met klanten en leveranciers. |
Budget | Bedrag dat je kunt uitgeven. |
Buffer | Reserve/spaargeld om tegenslagen meteen op te vangen of in de toekomst grotere uitgaven te doen. |
Businessmodel | Hoe je geld verdient met je bedrijf. Bijvoorbeeld verkoop, verhuur, servicecontract of abonnement. |
C
Call to action | Iemand oproepen iets te doen, bijvoorbeeld online iets kopen. |
Cash flow | Overzicht van geld dat binnenkomt bij je bedrijf en eruitgaat. |
Concept | Idee, ontwerp, plan of tijdelijk ontwerp. |
Concurrenten | Bedrijven die hetzelfde doen of verkopen als jij. |
Concurrentiebeding | Verbod om als ondernemer hetzelfde te doen of in dezelfde regio te werken als bij je (vroegere) werkgever. |
Consument | Klant. Een persoon, geen bedrijf of organisatie. |
Crowdfunding | Grote groep mensen geeft of leent je geld voor je plan. |
D
Declarabele uren |
Uren die je werkt en direct kunt doorberekenen aan je klant. Dus niet de uren dat je werkt aan je boekhouding bijvoorbeeld |
Detailhandel | Winkel met producten. In een pand of op internet. |
Doelgroep | Een groep mensen, bedrijven of organisaties waar jij je op richt met je marketing. |
Domeinnaam | Internetadres van je website. |
E
Eenmanszaak | Een rechtsvorm. Bedrijf met één eigenaar. Je kunt wel personeel hebben. |
Exploitatiekosten | Kosten die je maakt om een bedrijf te laten werken. Zoals huur en verzekeringen. |
F
Factuur | Officiële rekening aan een klant. |
Failliet | Als een bedrijf meer schulden heeft dan geld en daarom moet stoppen. |
Financieel | Dat wat met geld te maken heeft. |
Financiering | Geld voor je bedrijf, bijvoorbeeld een lening van de bank. |
Franchisegever | Eigenaar van een bedrijf. Tegen betaling kun je diens concept, handelsnaam en merk gebruiken. |
Franchisenemer | Gebruikt tegen betaling een bestaand concept, handelsnaam en merk. Voor bijvoorbeeld een winkel of restaurant. Je sluit een contract af met de franchisegever. |
Freelancer | Ondernemer die losse opdrachten doet. Ook wel zzp'er genoemd. |
H
Handelsnaam | Naam van een bedrijf, zoals ingeschreven bij KVK. |
Handelsregister | Lijst van alle bedrijven in Nederland. Iedereen kan deze lijst bekijken op KVK.nl. |
I
Inkomstenbelasting | Belasting die je betaalt over je winst (bij eenmanszaak en vof). |
Inkoopwaarde | Inkoopprijs van alle producten die je hebt verkocht. |
Innovatie | Nieuw idee of product om iets slimmer, beter of sneller te doen. |
Intentieverklaring | Document waarop iemand schrijft wat die van plan is te doen. Bijvoorbeeld een bedrijfsruimte aan je verhuren. |
Investeren | Geld in een bedrijf stoppen zodat het kan groeien. |
J
Juridisch | Volgens de wet. |
K
Kapitaal | Geld en spullen van een bedrijf. |
Koopgedrag | Hoe mensen, bedrijven of organisaties kopen. Bijvoorbeeld via internet. |
Kostprijs | Alles wat je moet betalen voordat je je product of dienst verkoopt. Zoals inkoop, vervoer, websitekosten en verzekeringen (zonder btw). |
Krediet/bedrijfskrediet | Lening voor een bedrijf. |
L
Leverancier | Bedrijf dat spullen aan je levert. |
Leverings- en betalingsvoorwaarden (algemene voorwaarden) | Afspraken tussen je bedrijf en je klant over het betalen en leveren van je producten |
Liquiditeit | Onderdeel van je begroting waarop je kunt zien of je genoeg geld hebt in je bedrijf om alle rekeningen te betalen. |
Logo | Herkenbaar plaatje dat bij je merk/bedrijf hoort. |
Loondienst | Werken voor een baas. Je hebt een arbeidscontract. |
M
Marge | Verschil tussen verkoopprijs en kostprijs. |
Marketing | Manier om te zorgen dat mensen je product of dienst willen kopen. Reclame maken. |
Marktonderzoek | Onderzoeken of er vraag is naar een product of dienst. |
Merk/merknaam | Naam van je bedrijf, product of dienst. |
N
Natuurlijk persoon | Mens van vlees en bloed. |
Nevenwerkzaamheden | Dingen die je doet naast je baan, bedrijf, studie of uitkering. |
Nettowinst | Het geld dat je overhoudt na alle kosten: omzet min inkoopwaarde en bedrijfskosten. |
Niche | Klein deel. Kersen verkopen is bijvoorbeeld een niche van groente en fruit verkopen. |
O
Offerte | Officiële prijsopgave aan je klant. Hierop staat hoeveel je product of dienst kost. |
Omzet | Al het geld dat je krijgt voor het verkopen van je product of dienst. |
Omzetbelastingnummer | Nummer dat je krijgt van de Belastingdienst en gebruikt voor je contacten met de Belastingdienst. |
Ondernemersrisico | Risico’s waartegen je je niet kunt verzekeren. Bijvoorbeeld dat je je voorraad niet verkoopt of dat je geen opdrachtgever kunt vinden. Deze risico’s heb je niet als je in loondienst bent. |
Ondernemerscriteria | Regels van KVK en Belastingdienst om te weten of je je moet aanmelden als ondernemer. |
Ondernemersvereniging | Groep bedrijven (bijvoorbeeld in een winkelstraat) die samenwerken. |
Onderneming | Bedrijf. |
Ondernemingsplan (bedrijfsplan) | Uitwerking van je idee. Vaak vullen ondernemers een standaard voorbeeldplan in. |
Onderpand | Als je een lening afsluit, geef je iets van waarde als onderpand. Als je de lening niet kunt terugbetalen, kan de bank het onderpand verkopen. |
Online platform/marktplaats | Plek op internet waar vraag en aanbod bij elkaar komen. |
Opdrachtgever | Geeft opdracht aan ondernemer. Geen werkgever. |
Opdrachtnemer | Neemt werk aan als ondernemer. |
P
Particulier | Burger. Een persoon, geen bedrijf of organisatie. |
Parttime ondernemen | Deeltijd bedrijf. Bijvoorbeeld naast je baan, studie of uitkering. |
Pitch | Korte presentatie van jezelf, je product of dienst of je bedrijf. |
Pop-upstore | Tijdelijke winkel. Een manier om te onderzoeken wat klanten van je idee vinden. |
Promotie | Reclame maken. |
R
Rechtsbijstandverzekering | Verzekert de kosten van juridische hulp bij een meningsverschil met leveranciers, klanten of werknemers. |
Rechtshandelingen | Wat je volgens de wet doet of moet doen. |
Rechtspersoon | Organisatie die dezelfde juridische rechten en plichten heeft als een persoon. Bijvoorbeeld bv of stichting. |
Rechtsvorm | Juridische vorm van een onderneming. Zo zit het bedrijf volgens de wet in elkaar. Bijvoorbeeld eenmanszaak. |
Registreren | Aanmelden/inschrijven. |
S
SBI-code | Geeft de bedrijfsactiviteit aan. Als je je inschrijft bij KVK krijg je een of meer SBI-codes. |
Schenkkring (broodfonds) | Een groep ondernemers die elkaar kent en vertrouwt. Zij helpen elkaar aan inkomen bij ziekte of ongeluk. |
Schijnzelfstandigheid | Opdracht aannemen als ondernemer als je volgens de Belastingdienst eigenlijk in loondienst bent. |
Sociaal ondernemen (duurzaam ondernemen) | Met je bedrijf het goede doen voor mens, dier en milieu. |
Start-up | Pas gestart, vernieuwend bedrijf dat snel groot en belangrijk wil worden. |
Stichting | Organisatie met een goed doel. Zoals mensen laten sporten of de natuur beschermen. Wat de stichting verdient moet naar dit goede doel gaan. |
Strategie | Wat je de komende jaren gaat doen met je bedrijf , waarom je dat wil en hoe je dat aanpakt. |
Subsidie | Geld van de overheid om bedrijven te steunen. |
T
Tarief | Prijs die je vraagt voor je dienst. |
U
UBO-register | Register van KVK. In het UBO-register staat wie veel invloed in een organisatie hebben, als het gaat om geldzaken of het nemen van beslissingen. Je moet UBO’s inschrijven in het UBO-register als je bijvoorbeeld een vof, bv of stichting begint. Bij een eenmanszaak hoeft dat niet. |
Uittreksel | Bewijs van de inschrijving van je bedrijf bij KVK. |
Urencriterium | Aantal uren dat je voor je bedrijf moet werken om korting te krijgen op de belasting die je moet betalen. |
V
Vennootschap onder firma (vof)
| Twee of meer ondernemers werken samen onder een bedrijfsvorm en onder dezelfde naam. |
Verdienmodel
| Hoe je geld verdient. Bijvoorbeeld verkoop, uur-factuur, verhuur, abonnement. |
Vergunning
| Toestemming voor wat je wilt doen van bijvoorbeeld de gemeente. |
Verkoopprijs
| De prijs die de klant betaalt. Kostprijs plus marge en btw. |
Voorbelasting
| Btw die je betaalt over spullen die je inkoopt voor je bedrijf. |
Voorraad
| Producten in je bedrijf die je bewaart totdat je ze verkoopt. |
W
Waarborg | Zekerheid/garantie. |
Werkgever | Bedrijf of organisatie met mensen in loondienst. |
Werkkapitaal | Geld dat een bedrijf nodig heeft om kosten als voorraad en personeel te betalen. |
Werknemer | Persoon die in loondienst is bij een bedrijf. |
Winst | Geld dat je overhoudt nadat je alle kosten hebt betaald. |
Z
Zakelijke bankrekening | Een bankrekening voor je bedrijf. Alles wat je koopt of verkoopt voor je bedrijf doe je via deze rekening. |
Zelfstandige | Ondernemer. |
Zzp'er | Ondernemer zonder personeel. Doet losse klussen.Ondernemer zonder personeel. Doet losse klussen. Ook wel freelancer genoemd. |