Franchisewet versterkt positie franchisenemer

Op 1 januari 2021 is de wet Franchise ingegaan. Deze brengt de belangen van de franchisegever en van de franchisenemer meer in balans en gaat onbehoorlijke handelspraktijken tegen. Van nature bestaat er een overwicht bij de franchisegever, omdat deze eigenaar is van de formule. De franchisenemer heeft daardoor een afhankelijkere positie binnen de samenwerking. Beide partijen hebben baat bij een gezonde samenwerking en een succesvolle uitvoering van de franchiseformule.

De franchisesector is groot en daarmee de belangen ook. Er zijn ruim 34.000 franchisevestigingen, er werken meer dan 375.000 mensen binnen de franchisesector en de omzet ligt boven de 55 miljard euro. In de wet Franchise wordt in de voorcontractuele fase meer van de franchisegever verwacht qua informatievoorziening en zijn de bepalingen hierover afdwingbaar. De regels zijn toegevoegd aan boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (7 BW).

Vier onderdelen

De wet onderscheidt vier onderdelen die de positie van de franchisenemer versterken.

1. Voor het afsluiten van het contract

Een belangrijk onderdeel van de wet is de versterking van de informatiepositie van de franchisenemer voorafgaand aan de overeenkomst. Voor het sluiten van de franchiseovereenkomst geven beide partijen elkaar alle ‘financiële’ informatie die van belang is. Daarna geldt een bedenktermijn 'stand-still' van vier weken, waarin men elkaar niet mag binden, extra bedingen aan de overeenkomst toe mag voegen of betalingen mag afdwingen. Deze periode is bedoeld om goed over de afspraken na te kunnen denken, om zelf onderzoek te doen of hiervoor deskundigen in te schakelen.

De franchisegever moet de franchisenemer tijdig stukken en informatie overhandigen. Om welke informatie gaat het? Het gaat om algemene en om financiële informatie. In artikel 913 van boek 7 BW staat het omschreven.

  • Het gaat om de franchiseovereenkomst inclusief de bijlagen, zoals handboeken waarin de werking van de formule is uitgelegd. Een handboek is de basis die de samenwerking en de formule vormgeeft.
  • De wijze waarop en hoe vaak de franchisegevers en franchisenemers overleggen. Daarnaast ook de contactgegevens van het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers. Zodat de franchisenemer makkelijk contact op kan nemen om onderzoek te doen.
  • Een weergave van en uitleg over welke te betalen vergoedingen, investeringen en andere financiële bijdragen de franchisenemer moet afdragen. Zoals entreefee, het bedrag dat je betaalt om toe te treden tot de formule, of bijdrage in de marketingkosten. De franchisegever moet zich inspannen om toe te lichten waar deze bedragen voor zijn.
  • Ook moet de franchisegever aangeven hoe en hoe vaak de franchisenemer de franchisegever kan raadplegen over zijn omzetcijfers. Om zo de financiële gezondheid te checken die voor de bedrijfsvoering van belang is.
  • Daarnaast moet de franchisegever alle informatie geven over zijn eigen financiële positie. Zo krijgt de franchisenemer een indruk hoe gezond de formule is.
  • Een overzicht van de financiële informatie over de beoogde locatie van de nieuwe franchisenemer. Wanneer deze informatie er niet is, moet de franchisegever informatie van vergelijkbare franchisevestigingen geven. Zo krijgt de franchisenemer een redelijke indruk wat de kans van slagen is.
  • Daarnaast moet de franchisegever alle overige informatie geven waarvan hij weet of kan weten dat die van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. De franchisenemer moet tenslotte alle risico’s goed kunnen inschatten. Dat kan van alles zijn. De bedoeling is dat de franchisegever geen nuttige informatie achterhoudt.

2. Zorgplicht

Tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst moet de franchisegever de franchisenemer hulp bieden. In de wet staat dat de franchisegever en de franchisenemer zich gedragen als een goed franchisegever en franchisenemer. De zogenaamde zorgplicht. Wat houdt dit in?

De wet geeft aan dat de franchisegever zowel bijstand als commerciële en technische ondersteuning geeft die nodig is voor de uitvoering van de franchiseformule. Dit is een inspanningsverplichting van de franchisegever. Dit klinkt ook wel logisch, de franchisenemer betaalt hier meestal ook een bedrag voor. Als de franchisenemer aangeeft hulp nodig te hebben, mag de franchisegever dit niet negeren. Ze moeten hierover dan in gesprek gaan.

3. Overleg en instemming

Als je op een bepaald moment een overeenkomst sluit weet je niet of de afspraken in een overeenkomst een tijd later nog actueel zijn. De omstandigheden kunnen door economische of politieke omstandigheden veranderen. Als de franchisegever een lopend franchisecontract wil wijzigen, kan dit wijzen op een positieve ontwikkeling. Want als een franchiseformule zich ontwikkelt, horen daar ook aanpassingen en investeringen bij.

In sommige franchiseovereenkomsten staat een beding dat een franchisegever de overeenkomst eenzijdig mag aanpassen of dat hij daarin meer speelruimte heeft. Dat is nuttig omdat een franchisegever wel slagkracht moet hebben om de formule te blijven ontwikkelen. Maar als een franchisenemer door zo’n wijziging gedwongen wordt om extra te investeren, kan dat leiden tot problemen bij de franchisenemer of tot omzetverlies. De wet geeft aan dat bij ingrijpende tussentijdse wijzigingen de franchisegever de franchisenemer hierover op tijd moet informeren. Dit geldt ook als de franchisegever een wijziging doorvoert die een vooraf afgesproken drempelbedrag voorbij gaat. Er kan van alles veranderen. De franchisegever wil bijvoorbeeld een webshop beginnen, een ander assortiment voeren of extra vestigingen in andere gebieden openen. Maar hij kan ook de fee verhogen of andere tussentijdse kosten invoeren. Voor ingrijpende veranderingen, moet de franchisegever vooraf toestemming vragen en alle relevante informatie geven. Deze informatie moet helder en duidelijk zijn. Een franchisenemer moet de informatie kunnen begrijpen. Informatie op basis van cijfers moet bijvoorbeeld toegelicht worden.

Als er meerdere franchisenemers binnen een formule zijn, moet de meerderheid daarvan met de wijzigingen instemmen. Is deze meerderheid er niet, dan moeten individuele franchisenemers die door de wijzigingen geraakt worden er afzonderlijk mee instemmen. Hiermee wordt voorkomen dat de franchisegever zijn plannen kan doordrukken en wordt het handelen van de franchisegever transparanter. Hier kan een franchisegever niet van afwijken. Sowieso vindt er minimaal 1 keer per jaar overleg plaats tussen de franchisegever en franchisenemer. Dat is weinig maar de wetgever geeft hiermee een ondergrens aan.

4. Einde van de overeenkomst

Naast de voorfase, de samenwerking en het wijzigen van de overeenkomst, is ook het eindigen van een franchisesamenwerking een belangrijk onderdeel van de wet. Ook hier wordt de positie van de franchisenemer beschermd.

Bij het beëindigen van de overeenkomst geldt een eventueel schriftelijk concurrentiebeding van niet langer dan 1 jaar en alleen voor het gebied waarin de franchisenemer werkzaam was. Hiermee voorkom je dat een franchisenemer na het eindigen van een overeenkomst klem wordt gezet en nauwelijks nog iets kan ondernemen. Met deze regel sluit de wet aan bij actuele rechtspraak over concurrentiebedingen.

Ook mag de franchisenemer niet gedwongen worden om de onderneming tegen ongunstige voorwaarden te verkopen. Iets wat in het verleden vaak voorkwam. De franchisenemer die van de formule af wil, is vaak afhankelijk van de franchisegever. In franchiseovereenkomsten staat vaak dat de vestiging eerst aangeboden moet worden aan de franchisegever. Een ongelijke positie. De wet geeft aan dat de franchiseovereenkomst aangeeft hoe goodwill wordt bepaald, welke rekenmethode wordt gebruikt en wat de omvang van de goodwill is. Ook wordt gekeken in hoeverre de franchisenemer hieraan heeft bijgedragen en bepaalt hoe de goodwill aan de franchisenemer wordt vergoed. Zo wordt op een vooraf duidelijke en eerlijke manier berekend wat de waarde is als de franchisenemer stopt.

Lopende contracten

De Overgangswet, dat is een wet die regelt wat er moet gebeuren als een nieuwe wet ingaat, bepaalt dat de wet Franchise vanaf 1 januari 2021 voor alle lopende en voor alle nieuwe franchiseovereenkomsten geldt. Voor lopende contracten, die gemiddeld vaak vijf jaar lopen, geldt voor bepaalde elementen, zoals het instemmingsrecht, het concurrentiebeding en waardebepaling bij contractbeëindiging, een overgangstermijn van twee jaar.
Het is praktisch onhaalbaar om alle lopende contracten per 1 januari 2021 aan te passen als het gaat om de waarde van goodwill te bepalen of de concurrentiebedingen te toetsen. Het levert onevenredige belasting op voor het bedrijfsleven. Vandaar de overgangsperiode.

Tot 1 januari 2023 hebben franchisegevers en franchisenemers de tijd afspraken aan te passen. Het is wel verstandig om lopende overeenkomsten, handboeken, processen en werkwijzen vanaf de inwerkingtreding van de wet zo snel mogelijk in overeenstemming te brengen met de nieuwe wet.

Een natuurlijk moment om het aan te passen is als er tussentijdse wijzigingen plaatsvinden, pas dan meteen de hele overeenkomst aan. Zo ben je toekomstbestendig. Heb je een contract waarin staat dat deze stilzwijgend wordt verlengd? Pas deze dan ook aan. Nieuwe franchiseovereenkomsten moeten sinds 1 januari 2021 direct aan de wet voldoen.

De wet geldt voor alle franchisegevers met franchisenemers die in Nederland gevestigd zijn. Is de franchisegever in Nederland gevestigd en de franchisenemer in het buitenland? Dan mag je afwijken van de wet. Ook als Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomsten.

Franchiseorganisaties

Meer informatie krijg je bij de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV). De NFV is een overkoepelende belangenorganisatie in Nederland voor franchising. De hoofddoelstelling van de vereniging is het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van franchising.

Voor franchisenemers is er de vereniging Vakcentrum. Zij behartigen de belangen van franchisenemers.

Voor het beantwoorden van je vragen kun je ook contact opnemen met het KVK Adviesteam: 088 585 2 222.